Rust en resultaten

Groningse Schoolvereniging gaat voor voltijds HB-onderwijs

Martin van Rooij

Switchen van regulier onderwijs naar voltijd HB-onderwijs gaat gepaard met hobbels. De afdeling HB van de Groningse Schoolvereniging, kortweg GSV-HB, nam ze de afgelopen tien jaar allemaal. Directeur Ton Wiegman en teamleider Erika van der Veen mogen niet mopperen; ouders geven de school een 7.9.

 

Het moet rond 2010 zijn geweest, denkt directeur Ton Wiegman, toen steeds meer ouders vragen of de school, de Groningse Schoolvereniging geen specifiek aanbod voor hun hoogbegaafde kinderen kan ontwikkelen. ‘Meerdere kinderen ver- toonden problematisch gedrag en we signaleerden vaak dat leerlingen onderpresteerden. We deden al allerlei projecten, onder meer op het gebied van Engels en muziek, maar dat bleek onvoldoende. De kinderen hadden een andere omgeving nodig, in de brede zin van het woord.’ Wiegman kwam in contact met Jan Hendrickx, die in Venlo was begonnen met Leonardo-onderwijs, en ging met hem in zee. Het was een verbetering – in Groningen, maar ook elders – maar een doorslaand succes werd het niet. Veel scholen waren kritisch, onder meer over de kosten die Leonardo in rekening bracht en het gebrek aan begeleiding en materialen. Toch was het een goede keuze, blikt Wiegman terug. ‘Het was een goed concept, met een andere aanpak en een stevige structuur, waardoor de leerlingen hun ontwikkeling beter ter hand konden nemen.’

Ton Wiegman, directeur

 

Duur onderwijs

De start was bescheiden: één groep met zestien leerlingen. ‘Je hebt niet meteen een volle klas. Leonardo ging uit van klassen met maximaal 16 leerlingen, maar dat houd je niet vol. Het is te duur. Daarom hebben we het maximum aantal leerlingen per groep verhoogd tot 20. Maar het is overigens niet alleen de geringe groepsgrootte die HB-onderwijs duur maakt. Het zijn ook de vakleerkrachten die we inschakelen voor Spaans, Engels, gymnastiek, schaken en muziek, de extra zorg en het specifieke curriculum. Om die reden vragen wij van de ouders ook een inkomensafhankelijke contributie per kind per jaar. Zonder die bijdrage lukt het in het Nederlandse onder- wijsbestel niet om zo’n aanbod op te tuigen, helaas.’ Op dit moment telt de school 6 groepen (3/4, 4/5, 5/6 , 6/7 en 2 x 7/8) en een kleine 120 leerlingen. ‘We schommelen nu tussen de vijf en zes groepen. Ons bestuur en onze leden vinden deze school van belang en houden hem overeind.’ De leerlingen kunnen vakken op verschillende niveaus volgen, bijvoorbeeld lezen op het ene niveau en rekenen op een ander niveau. Ouders van hoogbegaafde kinderen weten de school nu beter te vinden dan tien jaar geleden. Erika van der Veen, teamleider HB-afdeling, ziet het als een positieve ontwikkeling. ‘Het gevolg daarvan is dat kinderen gemiddeld genomen jonger worden aangemeld. Toen veelal pas in groep 6 of 7, vaak al beschadigd. Nu jonger en vrolijker – en dat blijven ze hier.

 

Gelijkgestemden

Van meet af aan waren de ervaringen positief. Van der Veen: ‘De ouders reageerden opgelucht. ‘Ons kind is helemaal opgebloeid.’ Ook de leerkrachten waren positief. In een reguliere klas was het vaak lastig voor hen om de kinderen te bieden wat ze nodig hadden. Toen we eenmaal met Leonardo startten konden ze beter aan de behoeften van de kinderen voldoen. Dat zat hem ook in het feit dat onze HB-kinderen zich vanaf dat moment omringd wisten door gelijkgestemden. Die stuwen elkaar op. Kortom, iedereen blij. Al vrij snel konden we een tweede en derde groep maken.’ Van der Veen: ‘Het specifieke HB-onderwijs begint bij ons vanaf groep 3. Met name kinderen die dan al kunnen lezen stromen vaak door naar de HB-afdeling. Als je hoogbegaafd bent en al kunt lezen terwijl de rest dat nog moet leren, ligt verveling op de loer. Soms zeggen ouders: ‘Laat mijn kind maar in de reguliere klas, want het gaat nog goed.’ Maar als je te lang wacht, stopt de motivatie soms en gaat een kind soms als het ware uit. Je moet voorkomen dat het misgaat.

 

Water bij de wijn

De switch van een reguliere basisschool naar een school met voltijds hoogbegaafdheidsonderwijs ging gepaard met een paar hobbels. Eerst moesten de ouders worden overtuigd. Wiegman: ‘Beter gezegd: de leden. Onze school is namelijk een vereniging. Ouders kunnen lid worden en hebben vervolgens zeggenschap. Het duurde even voor- dat iedereen overtuigd was dat de omschakeling meer voor- dan nadelen had.’ Een nog grotere hobbel waren de financiën. ‘We hebben onszelf vijf jaar gegund om het concept goed uit te rollen en financieel haalbaar te krijgen. Zoals ik al zei: dat lukt niet met een gemiddelde groepsgrootte van zestien leerlingen. We hebben op dat punt wat water bij de wijn moeten doen.’ Een derde hobbel was het vinden van geschikte leerkrachten. Van der Veen: ‘Lesgeven aan HB-kin- deren vergt specifieke kwaliteiten. Je moet affiniteit hebben met de doelgroep en je moet ze aanvoelen en begrijpen. Hoewel dat algemeen bekend is, wordt er op de PABO amper aandacht aan besteed. Ze zouden daar hun studenten wel wat meer kennis over hoogbegaafdheid mogen bijbrengen. We hebben veel zelf moeten uitdokteren wat werkt bij deze kinderen en wat niet. Inmiddels zijn veel van onze leerkrach- ten opgeleid bij Novilo en getraind in deep level learning. Leerlingen kunnen verschillende vakken op verschillende niveaus doen, maar meerdere groepen overslaan? Daar zijn ze niet zo van op de GSV-HB. Van der Veen: ‘We plaatsen kinderen bewust op leeftijd in de groepen, ook al hebben ze misschien op hun vorige school een of meer groepen overgeslagen. Ze krijgen leerstof op hun eigen niveau, in een groep met leeftijdgenoten. Zo voorkom je dat leerlingen al op hun tiende naar de middelbare school gaan. Inmiddels is er in Nederland een behoorlijk tekort aan leerkrachten in het primair onderwijs. Hoe zit dat wat betreft specifieke leerkrachten? Van der Veen: ‘Ik vermoed dat dat nog groter is. Mijn indruk is dat in de teams van reguliere basisscholen vaak maar een enkeling een passie heeft voor hoogbegaafde leerlingen – en dat is volgens mij nodig om aan deze kinderen goed les te kunnen geven.’

Erika van der Veen, teamleider HB-afdeling

 

Hele plaatje

Je woont niet te ver van Groningen, je kind is ongelukkig op zijn eigen school dus je meldt je kind aan op de GSV-HB. Hoe gaat het dan verder? Van der Veen: ‘Dan heb je een gesprek met mij. Ik vraag je dan als eerste om een rapportage van een intelligentieonderzoek. Is je kind getest met de WISC-V, dan vragen we om een interval waarin het getal 130 valt. Maar ik kijk niet alleen naar dat cijfertje; het gaat om het hele plaatje. Als het kind heel geconcentreerd heeft gewerkt bij het maken van de test, dan zie ik dat als een pré. En als het kind last heeft van faalangst, dan kan dat de score hebben gedrukt. Dergelijke zaken neem ik mee in mijn oordeel.’ Belangrijker dan deze rapportage is volgens Van der Veen het gesprek met de ouders. ‘Ik wil weten hoe zij hun kind typeren en wat het volgens hen nodig heeft. Ondertussen neemt onze IB’er het kind een korte didactische test af om te zien waar het staat met rekenen, spelling en lezen. Vervolgens heb ik een gesprek met de ouders én het kind en tot slot gaat het kind een spel spelen met een van de leerlingen van onze school. Vlotte geesten bijvoorbeeld. Ik kijk dan hoe de interactie is tussen die twee. Ik laat ze ook altijd even met z’n tweeën, omdat ik weet dat ze dan makkelijker met elkaar in gesprek gaan dan wanneer ik erbij blijf.’ Het gros van de kinderen dat wordt aangemeld wordt toegelaten. ‘Als we afwijzen is dat meestal op grond van voorliggend problematisch gedrag. Een kind met autisme waarbij de hoogbegaafdheid voorliggend is, is van harte welkom. Als het andersom is niet. We zijn geen speciaal onderwijs.’ Niet alleen kinderen leren, ook scholen. Gaandeweg leerde GSV-HB wat werkte en wat niet. Wiegman: ‘Toen we eenmaal begonnen als Leonardo deden we van alles: ‘leren leren’, filosofie, schaken en zelfs Chinees. Toen Leonardo stopte, zijn we eerst overgestapt op IPC (international primary curriculum) en later deep level learning van Sonia van Enter. Daar zijn we heel tevreden over, omdat het voorkomt dat kinderen zich niet ontwikkelen en zich gaan vervelen.’ Van der Veen: ‘Verder hebben we het accent verschoven van de verwerving van kennis naar het aanleren van vaardigheden, zoals de executieve vaardigheden maar ook sociale vaardigheden zoals omgaan met frustratie. Frustratie is trouwens goud, hé? Dat zijn de momenten waarop je leert. Waar we met name op inzetten, is het leren leren. Als leerlingen dat niet in de vingers hebben als ze de basisschool verlaten, lopen ze daar op de middelbare school geheid op vast.’

 

Waardering ouders

Welk cijfer zouden jullie je eigen onderwijs geven? Wiegman: ‘Ik zou het zeker een acht geven. We investeren in dit onderwijs, leveren een goede prestatie en het resultaat is navenant.’ Van der Veens waardering wijkt er niet veel van af. ‘Ik ben een trotse teamleider. Niet alleen omdat ik een team heb dat met passie werkt, maar vooral omdat er rust is op de afdeling. Ons onderwijs is voortdurend in ontwikkeling en kinderen worden hier gelukkiger.’ En welk cijfer zouden de ouders geven? Wiegman: ‘We hebben onlangs nog een oudertevredenheidsonderzoek gehouden. Daaruit kwam een gemiddelde waardering van 7,9. Een paar jaar geleden was dat minder. Toen was er onrust en is een aantal ouders en leerkrachten vertrokken. Naar aanleiding daarvan hebben we een expertisegroep opgericht van ouders waarmee we klankborden, zodat we weten wat er speelt en er tijdig op kunnen inspelen. De rust is wedergekeerd, de communicatie is verbeterd en we hebben ons onderwijs op orde.’

 

Deel dit artikel