Bloom is meer dan (we) denken

De taxonomie van Bloom als kader voor differentiatie

Ragnild Zonneveld

Ragnild Zonneveld werkt bij Cedin als senior onderwijsadviseur. Ze is ECHA-­specialist in Gifted Education en Jonge­-Kindspecialist. Ze begeleidt samen­werkingsverbanden, scholen, kinderopvangorganisaties, ouders en kinderen. Daarnaast is ze docent van de jaaropleiding tot Specialist Hoogbegaafdheid bij Cedin, auteur van Spiegelschrift en voorzitter van het ECHA­-netwerk.

 

Bij de meeste leerkrachten is de taxonomie van Bloom inmiddels bekend, zeker bij diegenen die met begaafde leerlingen werken.[1] Toch komen veel mensen niet verder dan ‘hogere orde denkvaardigheden’. Dat is jammer, want de taxonomie van Bloom biedt een prachtig kader voor differentiatie en rijk onderwijs. In dit artikel neem ik je graag mee in hoe de taxonomie is ontworpen en welke mogelijkheden dat ontwerp biedt.

 

Allereerst: dé taxonomie van Bloom bestaat niet. De originele taxonomie van Bloom is beschre­ven en onderzocht door een werkgroep met daarin onder­wijsprofessionals en psychologen. Eén van hen was Benjamin S. Bloom. De oorspronkelijke werkgroep was direct van plan om drie domeinen te beschrijven die nodig zijn om tot holis­tisch onderwijs te komen: het cognitie­ve, affectieve en psychomotorische do­mein. De werkgroep zag de leerling als een persoon die zelf richting geeft aan zijn leren en leven. Bovendien waren ze van mening dat denken, doen en voelen nauw samenhangen. De drie domeinen werden vervolgens ontwik­keld als basis voor het onderwijs, en dus niet specifiek voor verrijking of begaafde leerlingen.[2]

Ragnild Zonneveld. Foto: Marcel Dekker

 

Het cognitieve domein

Het cognitieve domein is heel bekend geworden. In de oorspronkelijke beschrijving was dit domein een­ dimensionaal en werden zelfstan­dige naamwoorden gebruikt: kennis, begrip, toepassing, analyse, synthese en evaluatie.

De werkgroep heeft de taxonomie altijd als work in progress beschouwd. In de loop van de jaren werd een herziene taxonomie ontwikkeld door Krathwohl en Anderson (2001).[3] Krathwohl maakte al deel uit van de oorspronkelijke werkgroep. Bloom kon door Alzheimer niet meer meeden­ken met de herziene taxonomie: hij is net voor de publicatie overleden.[4] De herziene taxonomie gebruikt werkwoorden voor de denkprocessen: herinneren, begrijpen, toepassen, ana­lyseren, evalueren en creëren.

Er is een opbouw in complexiteit: je moet kennis kunnen onthouden voor­dat je het kunt toepassen. Ook werd een tweede dimensie toegevoegd, waarin de soorten kennis oplopen in complexiteit van concreet naar abstract: feitenkennis, conceptuele kennis, procedurele kennis en meta­cognitieve kennis. De ontwikkeling van zowel de denkprocessen als de soorten kennis overstijgt de basis­schoolleeftijd en duurt voort tot in de adolescentie.

Door gebruik te maken van beide

dimensies van de herziene taxonomie zijn er veel meer mogelijkheden voor differentiatie in alle vakgebieden. Zo kun je voor kinderen die méér kunnen zowel een stap hoger in complexiteit van denkprocessen gaan, maar ook een stap verder in soort kennis.

 

Het affectieve domein

In 1964 publiceerden Krathwohl, Bloom en Masia het affectieve domein.[5] Dit domein beschrijft doelen op het gebied van bewustzijn, emoties, gevoelens en inlevingsvermogen. Deze doelen zijn gevat in vijf verschil­lende categorieën, oplopend in com­plexiteit: ontvangen, reageren, waar­deren, organiseren en karakteriseren. Het domein is multidimensionaal: van eenvoudig naar complex, van concreet naar abstract en van externe controle naar internalisatie.

 

Affectieve doelen vragen meer tijd en zijn moeilijker te toetsen dan cogni­tieve doelen. Het zijn geen doelen die je in één les of schooljaar kunt afvinken. Ze hangen nauw samen met de cognitieve en psychomotori­sche ontwikkeling. Om de muziek te horen en ernaar te luisteren, moet je gehoor en je auditieve discriminatie goed ontwikkeld zijn. Cognitief moetje in staat zijn om prikkels te verwer­ken. Om te zeggen of je muziek mooi vindt of niet, moet je het kunnen koppelen aan eerdere ervaringen en moet je kunnen praten (mondspieren, spraakontwikkeling, taalontwikkeling). Omgekeerd is de cognitieve ontwik­keling ook afhankelijk van de affec­tieve ontwikkeling: als een leerling niet openstaat voor een bepaalde les, dan zal diegene de stof minder goed opnemen.

In het affectieve domein liggen grote mogelijkheden voor het verdiepen van je aanbod. Door je leeractiviteiten interactief en bewust plaats te laten vinden, kunnen de leerlingen hun eigen gevoelens en mening ten opzichte van een onderwerp onder­zoeken, deze bespreken en vergelijken met de gevoelens en perspectieven van anderen. Op die manier kan de leerling steeds verder groeien in zijn interesses en attitudes. Wat vind je ervan en hoe past dat bij wat een ander vindt en doet, en wat je zelf verder nog vindt en doet? Door zoge­naamde ‘vind­en voelvragen’ toe te voegen aan je les werk je bewust aan het affectieve domein, en daarmee aan de ontwikkeling van reflectie en metacognitieve vaardigheden.

 

Het psychomotorische domein

Er zijn vanuit de werkgroep verschil­lende psychomotorische taxonomieën ontwikkeld. De taxonomie van Harrowis in mijn optiek het meest passend bij het basisonderwijs.[6] Deze richt zich op waarneembaar gedrag tijdens de fysieke groei en ontwikkeling van kinderen. Ze beschrijft daarmee gedrag dat van belang is om goed in het onderwijs en in de maatschappij te kunnen functioneren. Er zijn zes stadia: reflexen, basisbewegingen, perceptuele vermogens, fysieke vermogens, geoefende en complexe bewegingsvaardigheden en lichaams­taal en expressie. Ook in de taxonomie van Harrow zit een opbouw in com­plexiteit, en moet je de voorliggende stadia beheersen om je verder te kunnen ontwikkelen. Harrow geeft aan dat het van belang is in het onderwijs de eerdere stadia – basisbewegingen, perceptuele vermogens en fysieke vermogens – te onderhouden en uitte bouwen richting de meer complexe bewegingsvaardigheden en expressie.

 

Deze psychomotorische doelen zijn ondersteunend en voorwaarde­lijk voor bijvoorbeeld cognitieve en academische ontwikkeling. Om in je schrift te kunnen schrijven, is het belangrijk dat je goed kunt schrijven met een pen, en dat je voldoende kracht in je vingers hebt om dat lan­ger vol te houden. Om wiskunde te begrijpen, moet je ruimtelijk inzicht hebben. Dat ontwikkel je mede door te bewegen in een ruimte.

Ook in het psychomotorische domein liggen veel kansen voor verrijking. Daarnaast kunnen bewegingsactivitei­ten helpen om je emoties, gevoelens en gedachten te uiten of op een rijtje te zetten. En: het ontwikkelen van com­plexe bewegingsvaardigheden vraagt bijvoorbeeld doorzettingsvermogen, frustratietolerantie en oefening.

 

Bloom als basis voor rijk onderwijs

‘Bloom’ wordt vaak ad hoc en een­dimensionaal ingezet – bijvoorbeeld alleen als verrijking, en alleen de denkprocessen – terwijl het bedoeld is als holistische onderlegger voor je gehele curriculum.

Door de taxonomie te gebruiken, zoals het is ontworpen inclusief het affec­tieve en psychomotorische domein, kun je zowel de methode als je onder­wijs verrijken en steeds weer anders vormgeven. Als je de beginsituatie goed in beeld hebt, kun je bijvoorbeeld een passend cognitief doel kiezen (op beide dimensies!) en een affectief en – waar mogelijk – psychomotorisch doel toevoegen. Omgekeerd kun je aan bewegingsactiviteiten ook heel goed cognitieve uitdaging en reflec­tie koppelen. Door te variëren met de verschillende dimensies en domeinen bouwen we aan een breed en solide fundament, waarop kennis kan beklij­ven. Uit onderzoek van Nouwens en Ooms blijkt bijvoorbeeld dat beweeg­interventies die gecombineerd worden met mentaal uitdagende taken een positief effect lijken te hebben op de ontwikkeling van executieve functies.[7] Ook bewustwording en een positief klimaat, waarin aan de emotionele, fysieke en sociale behoeften wordt vol­daan, dragen bij aan de ontwikkeling van executieve functies. Met name voor de doelgroep hoogbegaafd een dubbel­-bijzondere leerlingen zou dit cruciaal kunnen zijn. Naast de (herziene) taxonomie van Bloom, die inmiddels al aardig wat jaren mee­gaat, zijn er verschillende andere educatieve taxonomieën ontwikkeld, zoals de taxonomie van Marzano en Kendal [8] en de SOLO-taxonomie.[9] Toch blijkt de combinatie van de drie domeinen van Bloom et al. oud, maar niet verouderd: het is juist verrassend actueel. Het biedt niet één, maar drie rijke bronnen die elkaar versterken om uit te putten voor je onderwijs. Naast denken, ook werken aan vaardighe­den en attitude. Daarmee kun je de leerlingen uitdagen hun kwaliteiten te ontwikkelen en in te zetten ten goede van de maatschappij. Zoals Sternberg het al beschreef in 2005: ‘Begaafd leiderschap vraagt om alle elementen van WICS: wisdom, intelligence, creativity, synthesized. Zonder creativiteit kun je geen begaafd leider zijn.[10] Zonder intelligentie kunnen de crea­tieve ideeën niet toegepast worden. En zonder wijsheid kan een leider een pad kiezen dat goed is voor hemzelf, maar niet voor anderen.

 

Het affectieve domein

  • Ontvangen: open staan voor prikkels – Ik hoor de muziek.
  • Reageren: reageren op prikkels – Ik luister naar de muziek.
  • Waarderen: waarde hechten aan – Ik vind de muziek mooi.
  • Organiseren: waardesystemen ontwikkelen – Ik vind sommige muziek mooi en andere niet.
  • Karakteriseren: een levensvisie ontwikkelen – Ik heb mijn eigen muziekstijl en­ smaak.

-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Het psychomotorische domein reflexen (babytijd)

  • Basisbewegingen­ – zoals kruipen, lopen, springen
  • Perceptuele vermogens­ – zoals auditieve, tactiele en visuele discriminatie
  • Fysieke vermogens­ – zoals lenigheid, uithoudingsvermogen, kracht
  • Geoefende en complexe bewegingsvaardigheden­ – zoals pianospelen
  • Bodylanguage en expressie­ – zoals dans

 

Referenties

[1] www.slo.nl/thema/meer/hogere-denkvaardigheden/taxonomie-bloom

[2] Benjamin S. Bloom en anderen: Taxonomy of educational objectives: The classification of educational goals. Handbook I: Cognitive domain (1956).

[3] Lorin W. Anderson, David R.  Krathwohl en anderen:  A Taxonomy for Learning, Teaching, and Assessing A Revision of Bloom's Taxonomy of Educational Objectives (2001). 

[4] Ingrid Molein en anderen: De herziene taxonomie van Bloom in de klas. Een inspiratieboek voor de leraar (2020).

[5] David R. Krathwohl, Benjamin R., Bloom en Bertram B. Masia: Taxonomy of Educational Objectives: The Classification of Educational Goals. Handbook II: Affective Domain. (1964).

[6] Anita J. Harrow: A Taxonomy of the Psychomotor Domain. A guide for Developing Behavioural  Objectives (1972).

[7] Suzan Nouwens en Linda Ooms: Bewegen ter bevordering van executieve functies bij hoogbegaafde en dubbel-bijzondere kinderen (2022).

[8] Robert J. Marzano en John S. Kendall: The new taxonomy of educational objectives (2007).

[9] John B. Biggs en Kevin F. Collis: Evaluating the quality of learning: The SOLO taxonomy (1982).

[10] Robert J. Sternberg: ‘The WICS Model of Giftedness’ in Conceptions of giftedness (2005).

Deel dit artikel