Hoogbegaafdheid in alle kleuren van de regenboog
Ervaringen van LHBTIQ+-leerlingen met kenmerken van hoogbegaafdheid
Dr. Orla Dunne is onderzoeker bij Centre for Talented Youth Ireland (CTYI) van Dublin City University. Zij promoveerde vorig jaar op de ervaringen van lesbische, homoseksuele, biseksuele, transgender, intersekse en queer (LHBTIQ+-)leerlingen met kenmerken van hoogbegaafdheid. Deze leerlingen voelen zich dubbel anders. Het is belangrijk dat scholen hier oog voor hebben. [1]
Het CTYI is een instituut dat met weekend- en zomerprogramma’s probeert cognitieve uitdaging te bieden aan leerlingen met kenmerken van hoogbegaafdheid en tegelijkertijd tegemoet te komen aan hun sociale en emotionele behoeften. Dunne merkte dat steeds meer transgender en gender non-conforme kinderen (kinderen die zich niet conformeren aan traditionele gendernormen) zich aanmeldden bij CTYI. Ze wilde dat deze studenten zich veilig en geaccepteerd zouden voelen. Volgens de (veelal Amerikaanse) literatuur blijkt dat ook van belang: LHBTIQ+-leerlingen met kenmerken van hoogbegaafdheid zitten dagelijks in een spagaat: openlijk voor hun identiteit uitkomen en het risico lopen ermee gepest of belaagd te worden, of de eigen identiteit verstoppen of ontkennen om dat te voorkomen. [2-3] Dunne maakt zich er hard voor om de noodzaak en relevantie van aandacht voor deze specifieke subgroep kenbaar te maken binnen Ierland.
Ook op Nederlandse scholen is er meer aandacht voor LHBTIQ+-leerlingen. Hoewel onderzoek, zeker binnen het veld van hoogbegaafdheid, schaars is en Dunnes onderzoek expliciet plaatsvond in de Ierse context, geeft haar proefschrift toch handvatten voor de Nederlandse context. Hieronder volgt een samenvatting van haar bevindingen en aanbevelingen.
Onderzoek
Literatuur
Volgens Dunne is het onderzoeksveld van LHBTIQ+-leerlingen met kenmerken van hoogbegaafdheid een heel jong veld, zeker in vergelijking met andere onderzoeksvelden. Pas sinds ongeveer de laatste tien jaar groeit het aantal publicaties, maar de basis is nog beperkt. Dunne vond in haar literatuuronderzoek dat de meeste bronnen die hierover gaan verwijzen naar publicaties van Tolan uit 1997 en van Friedrichs en Etheridge uit 1995. [4-5] Dit zijn overigens geen onderzoeksartikelen maar bijdragen aan nieuwsbrieven van de National Association for Gifted Children en de Council for Exceptional Children. Dat geeft de noodzaak van meer empirisch onderzoek op een haast pijnlijke manier aan. Wat volgens Dunne wel uit de literatuur is op te maken, is dat LHBTIQ+-leerlingen zich op twee manieren anders voelen: enerzijds door hoogbegaafdheid en anderzijds door hun genderidentiteit. Tussen deze manieren van anders voelen zit een verschil: hoogbegaafdheid wordt vaak gevoeld als een meer ‘toegeschreven’ identiteit, terwijl de genderidentiteit meer weg heeft van een ontdekkingsreis die in zowel positieve als negatieve zin invloed heeft op de persoonlijke ontwikkeling, het mentale welzijn en de omgang met andere leerlingen.
Ervaringen van leerlingen
Dunne heeft in haar onderzoek 155 leerlingen en studenten (15-22 jaar) met kenmerken van hoogbegaafdheid die het CTYI bezochten bevraagd naar hun ervaringen. Ruim driekwart van de deelnemers identificeerde zich als LHBTIQ+. Dunne deed haar onderzoek enerzijds om het beleid van CTYI te verbeteren en anderzijds om meer kennis te verkrijgen over deze groep leerlingen, zodat er ook recht kan worden gedaan aan hun talenten en behoeften binnen scholen.
In haar onderzoeken, die bestonden uit vragenlijsten en interviews, kwam naar voren dat de ervaringen wisselden per school en dat de helft van de deelnemers hun klasgenoten en docenten als ‘een soort van accepterend’ beschreef. Desondanks kwam LHBTIQ+-onvriendelijk taalgebruik regelmatig voor, waarbij het meestal ging om terloopse negatieve en kleinerende opmerkingen. Het woord ‘gay’ werd bijvoorbeeld door ruim de helft vaak in negatieve context gehoord. Ruim een derde hoorde vaak negatieve opmerkingen met betrekking tot transgender of gender non-conformiteit. Zo’n 28 procent van de bevraagde leerlingen gaf aan dat de medewerkers op school geen actie ondernemen bij dergelijke opmerkingen. Tegelijkertijd zei 72 procent dergelijke opmerkingen ook niet te melden bij docenten. Dunne wijst er in haar proefschrift op dat pestgedrag geen ongewoon verschijnsel is onder deze doelgroep.
Gelukkig benoemden de deelnemers ook positieve omgevingsfactoren. Zo werd het zeer gewaardeerd als scholen de mogelijkheid boden om LHBTIQ+ als thema bij projecten te kiezen, of als scholen evenementen of campagnes organiseerden. De betreffende jongeren benoemden de CTYI-activiteiten die LHBTIQ+-leerlingen de mogelijkheid bieden om gelijkgestemden te vinden en de steun die ze krijgen van de leiding als positieve omgevingsfactoren.
Aanbevelingen voor scholen
Op basis van haar bevindingen doet Dunne aanbevelingen op het gebied van beleidsvorming, studentondersteuning, leiderschap en curriculum. Hoewel ze rekening heeft gehouden met de Ierse schoolomgeving, zijn onderstaande adviezen ook in de Nederlandse setting toe te passen.
Beleidsvorming
Dunne benadrukt het belang om in het schoolbeleid op te nemen hoe men optreedt bij LHBTIQ+-onvriendelijk taalgebruik, pestgedrag en belaging. Dit lijkt vanzelfsprekend, maar volgens Dunne gaat het hier om gedrag dat mogelijk niet snel als pestgedrag wordt gezien. Ze haalt in haar proefschrift een citaat aan van een leerling in transitie die continu geconfronteerd werd met de naam die bij de geboorte was gegeven en in het schoolregister stond. Het is volgens Dunne daarom belangrijk om een systeem te hebben waarin voor iedereen duidelijk is hoe bij anti-LHBTIQ+-gedrag wordt opgetreden.
Studentondersteuning
Dunne raadt aan om op zo’n manier ruimte te creëren voor LHBTIQ+-leerlingen dat zij zich veilig voelen en elkaar kunnen ontmoeten. Dit hoeven niet per se fysieke ruimtes te zijn, het kan ook gaan om activiteiten zoals kunst en sport waarin leerlingen hun ei kwijt kunnen en hun genderidentiteit kunnen onderzoeken. Daarnaast adviseert ze om leerlingen die in transitie zijn te ondersteunen door hen hun proces te laten opschrijven in daarvoor opgestelde documenten. Daarbij kan ook worden gedacht aan een vertrouwenspersoon die en/of rolmodel dat de leerling helpt bij het doormaken van veranderingen van pronouns (persoonlijke voornaamwoorden) en/of namen.
Leiderschap
Dunne adviseert om het personeel te professionaliseren op het gebied van LHBTIQ+, waar nog relatief weinig over bekend is op scholen. Dat klinkt wellicht als duur en tijdrovend, maar er zijn ook steunbetuigingen mogelijk die niet veel tijd of geld hoeven te kosten. Voorbeelden hiervan zijn expliciet uitdragen dat leerlingen ook bij de vertrouwenspersoon of docenten terechtkunnen wanneer zij behoefte hebben om hierover te praten, of een regenboogvlag of posters ophangen van organisaties die LHBTIQ+-individuen ondersteunen (zoals Jong&Out of Switchboard). Daarnaast is het volgens Dunne van belang dat de medewerkers van school niet alleen letten op het taalgebruik van hun leerlingen en zichzelf, maar ook op dat van hun collega’s als het gaat om LHBTIQ+-onvriendelijke taal.
Curriculum
Voor het curriculum adviseert Dunne om bewustwording voor LHBTIQ+ op te nemen in de lesstof. Dit kan bijvoorbeeld door bij sommen genderneutrale voornaamwoorden te gebruiken of door relevante regelgeving en wetten openlijk te bespreken bij wereldoriëntatie of maatschappijleer/burgerschap. Daarnaast beveelt ze aan om bij voorbeelden waar dat relevant is alle vormen van relaties te bespreken en niet alleen relaties tussen mannen en vrouwen.
Toekomstperspectief
Hoewel Dunne in haar proefschrift niet altijd een positief beeld schetst, ziet ze de toekomst hoopvol tegemoet. Haar gesprekken met LHBTIQ+-leerlingen met kenmerken van hoogbegaafdheid geven niet alleen de worstelingen weer, maar ook de mooie momenten die horen bij de persoonlijke ontwikkeling die leerlingen doormaken. Met haar aanbevelingen kunnen onderwijsprofessionals daarbij een waardevol verschil maken.
Wil je het proefschrift lezen? Ga dan naar: https://tinyurl.com/Thesis-Dunne
Terminologie
Dunne spreekt in haar proefschrift over LGBTQ, wat staat voor de Engelse woorden ‘Lesbian’, ‘Gay’, ‘Bisexual’, ‘Transgender’ en ‘Queer’. In het Nederlands wordt vaak LHBTIQ+ gebruikt:
- Lesbisch: vrouw die zich aangetrokken voelt tot vrouwen.
- Homoseksueel: man die zich aangetrokken voelt tot mannen.
- Biseksueel: iemand die zich aangetrokken voelt tot zowel mannen als vrouwen.
- Transgender: iemand die een genderidentiteit heeft die anders is dan het aangeboren geslacht.
- Intersekse: iemand die geboren is met een lichaam dat niet volledig passend is bij traditionele opvattingen over mannen- en vrouwenlichamen.
- Queer (of questioning): wordt gebruikt als verzamelterm voor mensen die zich niet identificeren als hetero (iemand die zich aangetrokken voelt tot het andere gelacht) en cis (iemand die een genderidentiteit heeft die hetzelfde is als het aangeboren geslacht).
- ‘+’: met de plus worden alle andere genderidentiteiten en seksuele oriëntaties bedoeld zoals aseksueel (iemand die zich niet seksueel aangetrokken voelt tot anderen), panseksueel (iemand die zich aangetrokken voelt tot anderen, ongeacht geslacht of gender) en non-binair (iemand voor wie de binaire genders ‘man’ en ‘vrouw’ niet passen).
Zie voor meer informatie www.nji.nl/seksualiteit-en-gender/meer-informatie-en-advies-over-lhbtiqa#betekenis-lhbtqia+
Referenties
1. Dunne, O. (2022). The Experiences of Gifted LGBTQ Post-Primary Students in Ireland. [Proefschrift, Dublin City University]. Dublin City University. https://doras.dcu.ie/28015/1/Orla%20Dunne%20Final%20Thesis%20.pdf
2. Hutcheson, V.H. & Tieso, C.L. (2014). ‘Social Coping of Gifted and LGBTQ Adolescents’. Journal for the Education of the Gifted, 37(4), 355–377. https://doi.org/10.1177/0162353214552563
3. Treat, A.R. (2010). La Vida Intensa: ‘Photovoice Portrait of a Lesbian Living with Overexcitabilities’. Advanced Development Journal, 12, 97–108. http://positivedisintegration.com/Treat2010.pdf
4. Tolan, S.S. (1997). ‘Sex and the highly gifted adolescent’. NAGC Counselling and Guidance Newsletter, 2–8.
5. Friedrichs, T.P. & Etheridge, R.L. (1995). ‘Gifted and gay- Reasons for educators to help’. Council for Exceptional Children/The Association for Gifted (TAG) Newsletter, 1–4, 5.