
‘Dat pionieren vond ik juist leuk om te doen’
Vijftien jaar Day a Week School in Nederland
Wie met hoogbegaafde leerlingen werkt en geregeld vakliteratuur leest, heeft de term ‘Day a Week School’ (DWS) vast wel eens horen vallen. Onderwijsbegeleidingsdienst Het ABC introduceerde het concept vijftien jaar geleden in Nederland. Fransca Hoetink, leerkracht van het eerste uur van DWS, blikt terug met twee leerlingen van toen en eentje van nu. Ook Jaap Verouden van Het ABC blikt mee terug.

Vijftien jaar geleden vloog een delegatie van onderwijsbegeleidingsdienst Het ABC naar Engeland om zich daar te laten informeren over een onderwijsconcept speciaal voor ‘cognitief talentvolle leerlingen’, een term die Het ABC prefereert boven ‘hoogbegaafden’. Jaap Verouden, onderwijsadviseur bij Het ABC, vertelt: ‘Twee dames hadden dat concept bedacht en uitgewerkt. Je kunt het zien als een tussenvorm tussen op de eigen school blijven met verrijkingsaanbod voor getalenteerde leerlingen en voltijds HB-onderwijs.’ Aan beide kleven nadelen, vindt Jaap. ‘Als de eigen school onvoldoende uitdagend aanbod heeft, komt het leren in gevaar en liggen verveling en frustratie op de loer. Maar kinderen die naar voltijds HB-onderwijs gaan, raken hun vrienden mogelijk kwijt, want na school afspreken is dan een stuk lastiger.’ Je kunt de Day a Week School (DWS) zien als the best of both worlds, aldus Jaap. ‘DWS had bovendien als nevendoelstelling om reguliere basisscholen te helpen hun aanbod voor getalenteerde leerlingen te verbeteren. Heel het primair onderwijs zou er baat bij hebben.’
Geen subsidie
In mei 2009 kwamen beide Engelse dames naar Nederland om een presentatie over hun methode te geven in de Rode Hoed in Amsterdam, ten overstaan van diverse schoolbesturen en onderwijsprofessionals. Jaap: ‘Het enthousiasme onder de aanwezigen was groot. Helaas bleef de subsidie waarop we mikten uit, omdat we op een aantal vragen van het ministerie van OCW nog geen antwoord hadden. De schoolbesturen hadden er echter al veel tijd in gestoken en besloten daarom het concept in te voeren. Drie jaar lang was het spannend of het kon blijven. Later werd er structureel geld voor gevonden.’
Kortere aandachtboog

Fransca was tot voor kort DWS-leerkracht van het eerste uur. ‘Er werd gevraagd wie het leuk zou vinden op de DWS les te geven. Ik heb meteen mijn vinger opgestoken. Cognitief getalenteerde leerlingen zijn rijk aan ideeën, zitten boordevol fantasie en verzinnen de gekste spellen. Daar houd ik van. Ze zijn veeleisend, maar dat vind ik niet erg, en ze zitten vol vragen. Iedere keer dezelfde les afdraaien is er bij hen niet bij. Je moet vaak inspelen op de situatie en improviseren. Bovendien startte DWS als een pilot, waarmee het nog alle kanten op kon.’
Fransca kan terugkijken op de eerste vijftien jaar van DWS in Nederland: ze is sinds januari met pensioen. Wat valt haar op? Fransca: ‘Na een paar jaar DWS dacht ik: nu kan ik weer gewoon de eerste les afdraaien. Toch heb ik dat niet gedaan. Althans, niet volledig. Wel heb ik elementen van de eerste les gehandhaafd. Vanwaar die aanpassingen? Omdat ikzelf ben veranderd in de loop der jaren en de kinderen trouwens ook. Vijftien jaar terug konden de leerlingen zich beter concentreren. Hun aandachtsboog is nu echt korter. Dat betekende voor mij als leerkracht dat ik de stof in stukjes moest opknippen. Je moet nu meer je best doen om hun aandacht erbij te houden. Maar goed, daar groei je ook in.’
Hersenkrakers
Jaap vult aan: ‘Het zou ook kunnen dat we in de loop der jaren wat andere kinderen hebben binnengekregen bij DWS, omdat we onze identificatieprocedure op een gegeven moment hebben aangepast. De eerste jaren keken we, net zoals ze in Engeland deden, naar goed presterende kinderen. Later hebben we onze blik verruimd naar kinderen met een behoorlijk potentieel die dat niet lieten zien: de onderpresteerders.’ Hoe stel je vast of kinderen passen op DWS? DWS maakt daartoe in de identificatieprocedure gebruik van ‘hersenkrakers’: uitdagende en motiverende opdrachten en activiteiten die worden ingezet in groep 5 en duidelijk anders zijn dan de reguliere lesopdrachten. Jaap: ‘Soms zie je dat kinderen het in de klas niet zo laten zien maar juist aanslaan op onze hersenkrakers. Dat is voor ons een signaal dat die leerling wel eens goed kan passen in DWS.’
De hersenkrakers zoomen vooral in op de cognitieve vermogens van leerlingen, niet op wat Tessa Kieboom het Zijnsluik noemt. Jaap: ‘Toch nemen we dat ook mee in het gesprek dat we voeren met de thuisschool. We zoeken leerlingen die ons concept echt nodig hebben. Voor de ene leerling is dat uitdagende leerstof, voor de andere aansluiting met gelijkgestemden met wie hij of zij kan sparren.’ Het concept voorziet overduidelijk in een behoefte, ook nu nog, aldus Jaap. ‘In Amsterdam hebben we zo’n 450 leerlingen, daarbuiten nog meer. Alles bij elkaar gaat het om ruim duizend leerlingen. De ‘markt’ in Amsterdam is inmiddels wat verzadigd, deels omdat sommige besturen meer passend aanbod voor hoogbegaafden hebben gecreëerd. Buiten Amsterdam zetten we nog geregeld nieuwe groepen op.’
Pionieren
Fransca koos voor DWS omdat het haar leuk leek haar tanden in een nieuw project te zetten. ‘Elke twee weken hadden we een netwerkoverleg waarin ik en mijn vier collega’s onze ervaringen deelden. In korte tijd gingen we vooruit, omdat we veel van elkaar leerden. Ik vond het fijn dat ik als leerkracht veel vrijheid had om mijn lessen in te vullen. Nu is het meer gekaderd. Ik snap dat dat moet nu er veel meer kinderen zijn, verspreid over meerdere locaties, maar dat pionieren vond ik juist hartstikke leuk om te doen.’

De zussen Sara (25) en Olivia (22) Jaeggi waren leerlingen van het eerste uur en zaten bij Fransca in de klas, in twee verschillende groepen. Sara: ‘Ik deed haast niets anders dan lezen. Op een gegeven moment had ik alle boeken van de schoolbibliotheek uit. Ik nam dan boeken van thuis mee naar school. Die legde ik in mijn laatje en las ik stiekem tijdens de les als ik mijn werk afhad. Toch werd mijn juf daar boos over.’ Dat ze goed kon leren, was zonneklaar. Ze mocht naar de plusklas en later naar de DWS in groep 7. ‘Waarom dat gebeurde, weet ik niet precies. Ik vond het leuk in de plusklas en zat me niet te vervelen. Kennelijk vond mijn toenmalige leerkracht dat ik bij DWS wel op mijn plek zou zijn.’ Op DWS leerde Sara dingen waarvan ze zichzelf afvroeg: is dat óók school? ‘Bijvoorbeeld een knikkerbaan bouwen, maar dan van papier. Dan moet je heel goed nadenken over wat je moet doen om van zoiets slaps als papier een stevige constructie te maken. En: samenwerken. Je kunt zoiets niet in je eentje, je moet het samen uitvogelen.’
Laterale denkpuzzels

Olivia is net als haar zus een boekenwurm. Op de basisschool had ze een groep overgeslagen. Mede daardoor had ze in de eerste jaren van de basisschool weinig aansluiting. ‘Bij DWS had ik wel meteen een leuk groepje om me heen. Daar had ik ook mijn eerste vriendje.’ Olivia herinnert zich de speelse manier waarop er les werd gegeven. ‘En dan vooral de raadsels. Ik herinner me er nog één. Een man duwt zijn auto naar een hotel en als hij daar aankomt, beseft hij dat hij failliet is. Waarom? Je mag alleen ja- en nee-vragen stellen.’ (Zie het kader voor de oplossing.) Jaap: ‘We noemen dat laterale denkpuzzels. Ze dwingen leerlingen om creatief te denken en out of the box-vragen te stellen om tot het antwoord te komen.’
Sara en Olivia stroomden allebei uit naar het gymnasium. Toch verliep hun schoolloopbaan minder soepel dan je op grond van hun cognitieve talenten zou verwachten. Sara studeerde even rechten, maar ze vond dat het ‘allerstomste vakgebied ter wereld’. Ze studeert nu media en cultuur aan de Universiteit van Amsterdam (UvA). ‘Ineens haal ik allemaal negens. Dat is nieuw voor mij. Deze studie past heel goed bij mij.’ Olivia ging naar een nieuw gymnasium met heel jonge leraren die nog moesten pionieren. ‘Daar heb ik een leuke tijd gehad. Daarna ben ik Nederlands gaan studeren aan de UvA, maar tijdens het eerste jaar was het corona en alle colleges gingen online. Dat vond ik vreselijk, na een jaar ben ik ermee gestopt. Nu studeer ik geschiedenis aan de UvA en zit ik op mijn plek.’ Achteraf vonden ze de stap van basisschool naar middelbare school allebei groot. Sara: ‘Het werd meteen moeilijker en ik kwam moeilijk tot leren. Daarvoor had ik altijd te horen gekregen dat ik wat slimmer was dan de rest. Dat was niet meer zo. Op een gegeven moment was ik gewoon bang om naar school te gaan.’
Tevreden

Fitz (10) gaat graag naar de DWS. Op de fiets, want hij woont vlakbij. Hij is de enige van zijn thuisschool die op vrijdag naar DWS-locatie de Burght op de Herengracht in Amsterdam gaat. Tot voor kort had hij les van Fransca. ‘Vooral de denkopdrachten en de bouwopdrachten vond ik leuk, zoals een huis van papier en rietjes. Maar dat werd niet altijd even stevig. Het was ingewikkeld, maar ook heel leuk.’ En als zoiets mislukt? ‘Dan denk ik: hoe kan het beter? Ik word dan niet boos, alleen als er tijdsdruk is. Maar Fransca zet bijna nooit de timer.’ Fransca: ‘Op een basisschool doen ze dat vaak wel. Ik bewaak de tijd wel, maar dan zeg ik: “Jongens, ik zie dat jullie nog vijf minuten hebben.” Dat klinkt toch wat sympathieker.’
Sympathiek is ook de toon van de feedback die ouders geven op DWS tijdens het jaarlijkse oudertevredenheidsonderzoek. Jaap: ‘De kinderen gaan met plezier naar DWS en veelal ook naar de eigen school. De ouders zijn tevreden over de ontwikkeling van hun kind, ook op sociaal-emotioneel gebied. We hebben een blije en tevreden doelgroep.’
Oplossing raadsel
Waarom ging die man uit dat raadsel nu failliet? Fitz: ‘Was de auto kapot?’ Nee. ‘Was de benzine op?’ Ook niet. ‘Was de auto heel duur?’ Nee. ‘Verbleef de man zelf in het hotel?’ Nee.
Olivia: ‘Ik stelde destijds bij dit raadsel een vraag waarvoor ik een schouderklopje kreeg. Dat ben ik nooit vergeten. Mijn vraag was: “Was het een speelgoedauto?” Het antwoord was ja.’
Olivia geeft vervolgens een hint aan Fitz: ‘Het is een heel specifiek hotel.’ Dat is bijna genoeg voor hem: ‘Is het een speelgoedhotel?’
‘Ja’, zegt Olivia. ‘De man speelt Monopoly.’